Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [54]Vangt gijlieden ons [55]de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven, want onze wijngaarden [hebben] [56]jonge druifjes. 54. Dit zijn de woorden des Bruidegoms tot zijne metgezellen, dat is, Christus tot de leraars of herders der kerk en tot de Christelijke overheden. En vangen is hier te zeggen dat de leraars der vossen loze en boze leringen moeten tegenstaan en wederleggen, en dat de overheden die moeten tonen. 55. De vossen bederven de wijngaarden met het afeten der druiven. Alzo bederven en vernielen de valse leraars, ketters en bedriegelijke regeerders de ware religie en kerk Gods. Zij worden bij vossen vergeleken, hier en Ezech.13:4; Luk.13:32; eensdeels vanwege hunne bedriegelijkheid; 2 Kor.11:13; anderdeels vanwege hunne schadelijkheid, dewijl hun woord verteert als een kanker; 2 Tim.2:17. Zie dergelijke beschrijvingen en waarschuwingen, Jer.12:10; Ef.4:14; Titus 1:10,11; Hebr.13:9; 2 Petr.2:1,12. 56. Of, kleine, tedere.